Broeders en zusters, ik wens uit de grond van mijn hart en bid tot God dat ze zullen worden gered. Ik kan van hen getuigen dat ze God vol toewijding dienen, maar het ontbreekt hun aan inzicht. Omdat ze Gods gerechtigheid niet kennen, proberen ze hun eigen gerechtigheid te laten gelden en verlaten ze zich niet op Gods vrijspraak. De wet vindt zijn doel in Christus, zodat iedereen die gelooft rechtvaardig zal worden verklaard. Zeker, Mozes zegt over de rechtvaardigheid die op grond van de wet verkregen wordt:
‘Wie doet wat de wet voorschrijft, zal leven.’ En over de rechtvaardigheid die op grond van geloof geschonken wordt staat geschreven:
‘Zeg niet bij uzelf:
Wie zal opstijgen naar de hemel?’ – en dat betekent:
wie zal Christus naar beneden brengen? Of:
‘Wie zal afdalen naar de onderwereld?’ – en dat betekent:
Christus bij de doden vandaan naar boven brengen. Maar vervolgens zegt Mozes:
‘Het woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart’ – en dat betekent:
de boodschap van het geloof die wij verkondigen, is dicht bij u. Als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft opgewekt, zult u worden gered. Als uw hart gelooft, zult u rechtvaardig worden verklaard; als uw mond belijdt, zult u worden gered. Want de Schrift zegt:
‘Wie in Hem gelooft, komt niet bedrogen uit.’ En er is geen onderscheid tussen Joden en andere volken, want ze hebben allen dezelfde Heer. Hij geeft Zijn rijke gaven aan allen die Hem aanroepen, want er staat:
‘Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.’